Peter Heerschop: ‘Ik ben altijd op zoek naar zielsverwanten’

‘Ik ben altijd op zoek naar zielsverwanten' zegt Peter Heerschop. Hij wil het publiek iets nalaten. Deze tijd vraagt volgens cabaretier Peter Heerschop (55) om interesse en niet om oordeel: ‘Ik wil verhaaltjes geven van plezier, hoop en vreugde.’ Zaterdag is hij met NUHR te zien in Back to basic.

Een half uur te laat arriveert Peter Heerschop op onze afspraak in een café vlakbij zijn woning in de Amsterdamse Watergraafsmeer. ‘Sorry’, zegt hij. ‘Ik dacht te kunnen genieten van mijn enige vrije dag deze week. Het is vreselijk druk.’ En hij somt op: ‘Ik ben aan het bijkomen van spelen met NUHR, morgen heb ik mijn solovoorstelling, vrijdag mijn radiocolumn en ook de opnamen voor Jeuk beginnen weer.’

Daarnaast houd ik regelmatig lezingen over onderwijs en sport en geef ik les op de sportacademie. Alles valt nu samen. Soms komt mijn management met een interview verzoek tussendoor en roep ik: “Prima!” Maar dan schrijf ik het door de drukte niet op. Nogmaals: sorry!’

Mooi toch die drukte? Het betekent dat je succes hebt.

‘Is dat wel zo? Moeten heel succesvolle mensen ook zo hard werken?’

Als je zo druk bent, ben je dan op je best omdat je moet?

‘Ja, het versterkt elkaar. Ik kom in een hogere versnelling en het brengt me in een andere concentratie. Raar genoeg komt er dan ook iets anders uit. Hoewel ik vandaag vrij ben, zat ik teksten te herschrijven voor een lezing en was ik me aan het voorbereiden op de voorstelling van morgen. Ik probeer in het ritme te blijven, ook op een dag zonder deadline.’

Wil je jouw publiek iets nalaten?

‘Dat wil ik echt, ja: tijdens lezingen en voorstellingen profileer ik me als “de minister van Enthousiasme”. Ik wil mensen aangeven dat ze er toe doen, dat iedereen het in zich heeft iets voor een ander te betekenen. Ook als ik lesgeef, vind ik het fijn mijn leerlingen een richting te geven en ze het gevoel te geven dat ze bijzonder zijn.’

Is het iets waar deze tijd om vraagt?

‘Het geldt voor alle tijden, maar nu specifiek omdat er zo’n polarisering en verharding is. Door de snelheid van de media wordt er tegenwoordig snel geoordeeld, zonder dat mensen beseffen wat ze daarmee aanrichten. Ze verdiepen zich niet in een ander, leggen geen contact. Er is geen interesse, alleen maar oordeel. Dan vind ik het goed om mensen daar attent op te maken.’

‘En ze luisteren toch het best als dat met humor gaat. Ik vind het dan ook leuk om daaraan vast te plakken hoe het wél moet. Ik wil in deze tijd graag kleine verhaaltjes van plezier, hoop en vreugde geven.’

Wat geeft jou hoop?

‘Kan van alles zijn: verhalen, ontmoetingen. Elke dag maak je zulke dingen mee, zonder dat je het je realiseert. Afgelopen zaterdag liep ik een dag mee met een assistent-trainer van een amateurvoetbalclub die het syndroom van Down heeft. De hele club kent hem. Door zijn ontwapenende voorkomen is hij een bindmiddel, ook al ben je nog zo chagrijnig.’

‘Ik had een topdag. Het gaf me energie en ideeën: moet iedere club niet zo’n assistent hebben? En wie zet je dan naast Van Gaal? Mijn hoofd sloeg op hol, ik zag talloze heerlijke nieuwe mogelijkheden. Maar nu lijkt het of ik voortdurend lachend door het leven ga, dat is niet helemaal zo. Ik kan ook erg geëmotioneerd zijn.’

Heeft dat met leeftijd te maken?

‘Ook met tijdsbeeld. Maar de berg van opgetelde vrolijkheid is groter dan die kuil van verzameld verdriet. Ik ben altijd op zoek naar zielsverwanten; als ik die vind, is dat voor mij het hoogste niveau van geluk. Ik zoek naar diepte en samen. Maar ik vind het ook leuk om harde, venijnige stukken te spelen, maar meer om te laten zien hoe naar en dom dat is. Als gymleraar kon ik vroeger, hoe zwaar een dag ook was met een vervelende klas, terugkijkend altijd iets vinden waarvan ik dacht: dat was wél leuk.’

Wat waren jouw dromen als middelbare school leerling?

‘Gymleraar worden, dat wilde ik al sinds mijn zesde. Ik was goed in gym, het allerleukste vak. En zo geschiedde. Daarnaast wilde ik psycholoog worden, zodat ik leerlingen kon begeleiden; daar heb ik ook voor gestudeerd. Maar vaak hoor ik van oudschoolgenoten: “Jij stond in de pauzes op het podium al verhalen te vertellen.” Ik? Blijkbaar zat het er al in. Ik gaf ook nooit les op de normale manier. Ik probeerde leerlingen te verwarren, waardoor ze dachten: wat bedoelt hij? En dan sloeg ik toe. Hetzelfde principe eigenlijk als bij cabaret.’

Uiteindelijk koos je helemaal voor het cabaret.

‘Op de ALO deed ik dat soms al en dat gaf me een giga kick. Toen ik met Joep en Viggo eenmaal met NUHR begon, werd ik heel ambitieus. Niets deed ik liever, ik wilde écht goed worden. Maar we zijn door zware tijden gegaan, de eerste jaren traden we vooral op in jeugdhonken, soms ’s nachts. En dan het eerste uur weer lesgeven. We waren enorm bevlogen en ik heb er veel voor gedaan.’

Ondanks het succes ben je toch weer gaan lesgeven: back to basic?

‘Ja, ik miste dat. Na een optreden weet je niet wat een zaal ervan meeneemt, maar leerlingen zie je een week later weer en die stellen vragen en leer je steeds beter kennen. Bovendien geeft lesgeven ook weer materiaal.’

Hoe ‘back to basic’ is de NUHR-show die we op tv gaan zien?

‘Het is een heel dierbaar programma voor ons allemaal. We vroegen ons af: “Hoe zijn we begonnen?” We hadden niets. Geen geld, geen decors, geen carrière. We werden nooit gevraagd, speelden in kleine zaaltjes, maar we waren supergelukkig. En nu zijn er soms irritaties en onderlinge pijntjes: wat ging er mis? De vraag was echt: “Is dit nog vriendschap of zijn we gewoon aan het werk?”’

‘We gingen echt back to basic, zonder ingewikkeld decor en lichtplan. Het ging puur over wat we met elkaar hadden. In het heftigste deel van het proces kreeg Eddie (B. Wahr, red.) leukemie en dat heeft alles ondergesneeuwd. Viggo, Joep en ik werden op ons drieën teruggeworpen. Eddie kwam er na een zwaar jaar weer bovenop en speelde op het eind weer mee. Dat gaf een hernieuwde diepte aan onze vriendschap. We speelden de voorstelling echt voor de lol.’

En nu gaan jullie allemaal solo.

‘Al tien jaar stappen we er met NUHR in met: dit wordt ons laatste programma. Het moet daarom ons beste zijn, en als dat lukt kunnen we stoppen. Maar volgend jaar is er weer een laatste. Iedereen ontwikkelt zich echter ook op andere gebieden en daardoor ontstaan soloprojecten. Joep doet meer TV, Viggo wil zingen in zijn show. En ik wil een half jaar in mijn eentje verhalen vertellen die ik niet bij NUHR kwijt kan. Kijken hoe dat werkt.’

Bij NUHR houden jullie elkaar scherp. Hoe gaat dat solo?

‘Mijn vrienden zijn niet te beroerd om me tot mijn veters toe af te branden, daar hoef je je geen zorgen over te maken. Dat doen ze uit liefde, althans daar ga ik van uit.’

Is het enger?

‘Ja. Ik moet alles zelf uitzoeken. Ik kom niet met knikkende knieën op, maar de hele dag spaar ik energie en zoek ik naar die concentratie. Soms denk ik: waarom doe ik het niet lekker met anderen?’

En toch doe je het nog een keer?

‘Tja, de grootste uitdagingen geven de grootste kick. Het is ook fijn om in je eentje alles te kunnen bepalen. Het ritme, het verhaal te vertellen zoals ik dat wil, zonder compromissen te sluiten. En deze gaat al een stuk makkelijker dan de eerste. Maar het blijft zwaar. Ik word al doodmoe als ik eraan denk. Maar ook supergelukkig. Het vraagt echter héél veel. Zo veel dat je zomaar een afspraak vergeet.’

Paspoort

Naam: Petrus Theodorus Heerschop

Geboren: 7 september 1960, Bussum

Privé: Woont samen met Linda Rabelink, ze hebben één dochter: Luca (20)

Carrière: Leerde op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) Joep van Deudekom en Viggo Waas kennen, met wie hij eind jaren 80 de cabaretgroep NUHR (Niet Uit Het Raam) oprichtte. Was op tv onder meer te zien in Kopspijkers, Ik hou van Holland (teamcaptain) en Jeuk. Verzorgt sinds 2002 het weekoverzicht ‘Lieve Marianne’ in Evers staat op bij Radio 538 en reist door het land met zijn tweede soloprogramma Van horen zeggen.