Lenny Kuhr: ‘Mijn hart ligt bij de muziek’

In haar lange carrière maakte Lenny Kuhr al meer dan dertig albums met luisterliedjes. En ze gaat gewoon door. Ook in coronatijd. Ze zingt bij verpleeg- en verzorgingshuizen en op televisie in de musicalspecial van Beste zangers. ‘Het klopt als ik de potentie van het leven laat voelen zoals ik die zelf ervaar.’

Met ‘De troubadour’ won je in 1969 voor Nederland het Eurovisie Songfestival. Je was toen nog maar negentien.

“Ik ben voorbestemd voor muziek. Als kind al raakte ik erdoor ontroerd. De eerste keer was in de tweede klas van de lagere school. De juf leerde ons canon zingen. We werden in drie rijen ingedeeld en zongen ‘Kom mee naar buiten allemaal’. Die partijen door elkaar en dat die stemmen allemaal één werden, het greep me totaal. Ik was verbaasd dat anderen dat niet hadden. Voor mijn tiende verjaardag kreeg ik een derdehands gitaar. Dat was voor mij heel bijzonder, want we hadden het thuis niet breed. Mijn vader was huis- en reclameschilder, hij had die gitaar op de kop kunnen tikken door extra te werken. Ik mocht ook op muziekles. De leraar vormde een orkestje van de leerlingen. We traden op voor onze ouders en medeleerlingen en ik mocht een solo zingen. Toen ontdekte ik dat er iets moois gebeurde als ik gitaarspeelde en erbij zong. Ik kreeg iedereen mee. Er ging een wereld voor me open.”

Je hebt meegedaan aan twee specials van ‘Beste zangers’. Afgelopen mei de Songfestivaluitzending, deze week de musicalspecial. Hoe was het om mee te maken?

“O, heerlijk. Ik heb er heel warme herinneringen aan. Het is zo’n mooi concept. De opnames waren op Ibiza. We hebben elkaar daar een paar dagen van dichtbij meegemaakt, elkaars verhalen gehoord over geluk, liefde en verdriet. Dan gebeurt er iets in zo’n groep, hoor. Je krijgt zo veel sympathie en respect voor elkaar, je wenst je collega’s dat ze de sterren van de hemel zingen. Al die emotie zit in de optredens en dat is wat de kijker ziet.”

Beide specials zijn al even geleden opgenomen. De artiesten zitten nog knus samen op de bank.

“Ja, dat is toch ongelooflijk? We stapten gewoon met z’n allen in het vliegtuig, omhelsden elkaar. En het is nog maar zó kortgeleden.” Veel theateroptredens zijn afgelast. Hoe zie je als artiest de toekomst? “Ik had veel zin om weer op het podium te staan met mijn nieuwe programma Het lied gaat door. Ik vind het jammer, maar zoals altijd kijk ik alleen naar wat zich voordoet. Ook nu komen er mooie dingen op mijn pad. Ik werd gevraagd om op te treden bij verpleeg- en verzorgingshuizen. Dan sta ik voor de deur of in de tuin, met mijn gitaar. De eerste keer was er zelfs een hoogwerker geregeld. De verpleging had iedereen voor het raam gezet, op ruime afstand van elkaar. Ik zing bekende liedjes, ook ‘De troubadour’ natuurlijk. De mensen klappen mee, ik zie aan hun mond dat ze meezingen. Heel ontroerend en schrijnend tegelijk. Niemand weet wanneer theaters weer volledig opengaan. Ik red me wel, fijnancieel heb ik geen zorgen. Voor jonge kunstenaars is deze crisis wel echt een ramp. Voor het publiek trouwens ook. Er zijn zo veel mensen die muziek en theater missen zoals ze de zon missen. Ik heb wel hoop, en vertrouwen. Hoe dan ook zal de kunst overleven. Want de kunst, die laat zich niet stoppen.”

Het hele interview leest u in KRO Magazine 01. Bent u geen abonnee maar wilt u niets meer uit de gids missen? U kunt hier abonnee worden.

Tekst: Annemieke Lenssinck