Kefah Allush: ‘Ik ben de eeuwige buitenstaander’

Kefah Allush (51) trekt in Oase in de Lage Landen langs Nederlandse gemeenschappen die op zoek zijn naar het paradijs op aarde. Heeft de tv-maker en Midden-Oostenexpert zijn eigen bestemming al gevonden?

Is het contrast niet enorm met de verhalen die je in het Midden-Oosten maakte?

“Zo groot zijn de verschillen niet altijd. De omgeving is dan minder exotisch, maar de verhalen zijn net zo de moeite waard. De mensen lijken in veel opzichten op elkaar. De inwoners van het enige Nederlandse bergdorp Vijlen hebben net als Berberstammen in de Sahara te maken met veranderingen in hun wereld. Wat kunnen ze aan tradities behouden, wat geven ze op? Nieuwkomers van buiten Limburg willen geen lid worden van hun fanfare of schutterij. Daardoor dreigt het dorp een stuk identiteit te verliezen en wordt hun ‘oase’ – de plek waar ze zich thuis en veilig voelen – bedreigd. De worsteling met een wereld die continu in beweging is, is universeel. Dat vind ik boeiend.”

Intrigeert het je als kind van migranten extra?

“Ik ben de eeuwige buitenstaander en heb daardoor een andere blik. Ik voel me erg thuis in Nederland, maar ook net even anders. Ik kijk met enige jaloezie naar mensen die ergens lid van zijn en dat samen beleven. Vaak zijn families daarvan al generaties lid. Als migrantenkind zal ik dat nooit hebben. Mijn denken en naar de wereld kijken, zijn een product van mijn Nederlandse omgeving en toch zal ik nooit lid van een schutterij zijn zoals zij en hun voorvaders. Het deel uitmaken van iets dat al lang bestaat, fascineert mij. Dat trekt me steeds naar dit soort gemeenschappen toe.”

Je vader werkte zijn hele leven in een margarinefabriek. Was dat jouw schrikbeeld en komt daar je enorme drive vandaan?

“Elk dubbeltje werd bij ons thuis omgedraaid, zoals bij veel arbeidersmigrantengezinnen. Zo wilde ik niet leven. Als dubbeltje wilde ik een kwartje worden. Ik wilde mijn lot in eigen handen nemen en niet afhankelijk zijn van anderen, iets dat je in een arm milieu altijd voelt. Mijn ouders wilden dat ik ging studeren, Palestijnen vinden opleiding erg belangrijk. Maar ik was koppig en eigenwijs. De televisiejournalistiek was mijn roeping en ik zou het vak in de praktijk leren, besloot ik. Al voor mijn havo-examen schreef ik alle omroepen aan. Ik kreeg een positieve reactie van de VPRO die in Rotterdam een lokale omroep wilde opzetten. Ze zouden aan me denken. Daarna hoorde ik lang niets. Ik nam verschillende baantjes aan, zoals op een postkamer. En ondertussen maar wachten. Net voor ik de wanhoop nabij was, kwam het verlossende telefoontje. Vrij snel daarna mocht ik ook voor VPRO-radio een programma maken over de Eerste Intifada. Zo belandde ik op mijn zeventiende in Hilversum. De rest is geschiedenis.”

Het hele interview leest u in KRO Magazine 36. Bent u geen abonnee, maar wilt u niets meer uit de gids missen? U kunt hier abonnee worden.

Tekst: Bram de Graaf