Herman Pleij: “Geluk kan zo simpel zijn”

Geluk: dat is dit jaar het thema van de Maand van de Geschiedenis. Herman Pleij, emeritus hoogleraar Nederlandse Letterkunde, schreef daarvoor het essay Geluk? Van hemelse gave tot hebbeding. “Vandaag de dag wordt gesuggereerd dat geluk maakbaar en betaalbaar is.”

“Mijn excuses voor de rommel”, zegt Herman Pleij (74) als we de overvolle werkkamer in zijn woning in Bussum betreden. Overal liggen stapels boeken en knipsels. Pleij is – ondanks dat hij met emiraat is – nog een druk bezet man. Hij schuift regelmatig aan in De wereld draait door, geeft door heel het land lezingen en schreef een essay over geluk voor de Maand van de Geschiedenis. Alleen in tv-spelletjes zal je hem nooit zien, zegt hij als zijn vrouw Elsje koffie heeft gebracht. “Ik ben bang dat ik dan niet op het juiste antwoord kom en iedereen zal zeggen: ‘Kijk die Pleij nou!’”

Ervaart u het als een groot geluk dat u nog veel wordt gevraagd?

“Zo zou ik het zelf niet formuleren. Ik ben blij dat ik nog gezond van lijf en leden ben en gewoon mijn werk kan doen. Natuurlijk hoeft het niet meer, maar ik heb er veel plezier in. Het probleem is alleen dat ik overmoedig word en soms te veel aanpak. Het evenwicht is dan weg. Maar elk klagen is misplaatst.”

Elsje klaagt ook niet?

“Ik ben nogal vaak op stap, maar als ze zin heeft gaat ze mee. Gezellig. Daarnaast heeft ze haar eigen dingen en gaan we altijd lang met vakantie.”

Welk geluk had de voetballer Herman Pleij het Nederlandse volk kunnen schenken in deze tijd van voetbalmalaise?

“Ik vrees weinig. Ik deed het vol overgave van mijn zesde tot mijn achttiende. Het voetbal was toen nog statisch, ik mocht als stopper niet over de middellijn. Dat veranderde in de jaren zestig toen Rinus Michels het totaalvoetbal introduceerde. Daarin paste ik niet meer. Mijn voordeel was dat ik groot en stevig was. En hoewel niet snel en technisch, had ik een goede trap. Ik mocht altijd de strafschoppen nemen. Ik nam een aanloop van twintig meter, sloot de ogen en schoot keihard. Keepers kregen de zenuwen als ze me zagen aankomen. Ook was ik erg verbaal. Ik ging tegen iedereen te keer.”

Waar kwam dat verbale vandaan?

“Dat heb ik van mijn vader geërfd, net als mijn voetbaltalent. Hij heeft nog bij Heracles gespeeld. Als vertegenwoordiger ging hij met een aktetas het land door om iets te verkopen. Hij beschikte over het vermogen om klanten te overtuigen. Er werd thuis veel gepraat en mijn vader kon heel goed vertellen; verhalen met een kop en een staart.”

Het had niets te maken met het feit dat u uit een armer milieu kwam dan uw klasgenoten en dat u zich wilde bewijzen, net als met uitblinken in sport en op school?

“Ik kom niet uit een geletterd milieu, maar heb dat nooit als een gemis ervaren. We woonden in Hilversum ‘over het spoor’; een aanduiding daar dat je uit de arbeiderswijk kwam. Ons huis stond aan de rand ervan en ik ging bij de rijke kinderen naar school. Die hadden thuis een auto en telefoon. Voor mij was dat een volkomen vreemde wereld. Maar ik was sociaal en kon met iedereen overweg en voelde geen schaamte dat wij dat allemaal niet hadden. Ook niet toen ik op het Nieuw Lyceum als enige altijd tweedehands boeken had en mijn excur­sies door de school werden betaald. Ik vond het best. Voordeel was dat ik telkens in een ander soort milieu zat en dat kan ik iedereen aanraden: het is heel inspirerend. Daardoor kan ik goed met allerlei typen mensen omgaan.”

Het hele interview leest u in KRO Magazine 39. Bent u geen abonnee maar wilt u niets meer uit de gids missen? U kunt hier abonnee worden.

Het essay Geluk? Van hemelse gave tot hebbeding is in oktober voor € 3,50 te koop in de boekhandel.

Tekst: Bram de Graaf